In het alledaagse worden ons enorme rijkdommen aangereikt!

In deze weken richten we ons weer tot het paasfeest. Of bezinnen we ons in deze lijdenstijd tot wat het lijden van de Here Jezus voor ons betekent. Voor de een betekent dat een echt vasten met een intens voorbereiden en voor de ander is het niet anders dan anders en wordt het leven geleefd alsof het de gewoonste zaak is.
En ogenschijnlijk is het verhaal van de paasmaaltijd en de voetwassing zoals Johannes dat in hoofdstuk 13 van zijn Evangelie heeft opgetekend ook zo. Jezus gaat met Zijn discipelen naar Jeruzalem om het Pascha te vieren. In Lucas 22 kunnen we lezen dat Jezus Petrus en Johannes er op uit stuurt om het Pascha voor te bereiden. Tijdens de maaltijd waste Jezus de voeten van de discipelen en zei tegen hen dat ze Zijn voorbeeld moesten volgen. In later tijden zien we dat veel christenen dit letterlijk hebben gedaan. Of dat op witte donderdag voorafgaand aan de viering van het Avondmaal de voeten werden gewassen. Veelal wordt dit handelen van Jezus uitgelegd tegen de culturele context van die tijd en dat het uitvoeren van de meeste smerige werkjes een toonbeeld is van een dienende houding naar elkaar.
Toch is dit verhaal van de voetwassing meer dan het voorbeeld uit het dagelijks leven dat jezus geeft van een nederige en dienende houding jegens elkaar. Het is ook een soort gelijkenis hoe we worden gered. Petrus weigert namelijk zijn voeten te laten wassen door Jezus. Dan zegt Jezus dat Petrus geen relatie met Hem kan hebben. De reactie van Petrus is zoals we hem inmiddels kennen en hij vraagt Jezus niet alleen de voeten maar ook de handen en het hoofd te reinigen. Jezus antwoordt hem dat wie zich gebaad heeft alleen nog maar zijn voeten hoeft te wassen, want hij is al helemaal rein.
Een van de grote theologen en Godsmannen van de afgelopen decennia, John Stott, legt uit dat de voetwassing daarmee ook een afbeelding van onze redding is dat in twee fasen plaatsvindt. Namelijk eerst een bad en daarna een regelmatig wassen van de voeten. De sociale gewoonte achter dit onderscheid is duidelijk. Voordat iemand uit gaat voor een etentje neemt hij eerst een bad. Maar onderweg naar de feestzaal worden de voeten weer vies omdat hij in sandalen loopt en dienen gewassen te worden door een slaaf en hij hoeft daarvoor niet weer helemaal in bad.
Zo is het ook met ons: als we voor het eerst tot Jezus Christus komen in berouw en geloof, krijgen we een bad. Theologisch gesproken heet dat ‘rechtvaardiging’ of ‘wedergeboorte’. Beide worden zichtbaar gemaakt door de doop, die eenmalig is. Vervolgens zondigen we toch nog regelmatig en lopen we modderspatten op in de vuile straten van de wereld. Dan hebben we geen nieuwe rechtvaardiging of wedergeboorte of doop nodig, maar dagelijks vergeving, die gesymboliseerd wordt door het regelmatig deelnemen aan het Avondmaal.
Voor de instelling van dit Avondmaal gebruikt Jezus ook een voorbeeld dat zich in het dagelijkse leven voordoet. Tijdens een maaltijd werd altijd brood gegeten en wijn gedronken. En tijdens de maaltijd in de bovenzaal nam Jezus brood, brak het en gaf het aan al zijn discipelen met de woorden: ’Dit is Mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken’ (Lucas 22:19). En na de maaltijd nam Hij een beker wijn en gaf deze aan hen met de woorden: ’Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt’ (Lucas 20: 20). Deze belangrijke woorden en daden vertellen ons hoe Jezus tegen Zijn eigen dood aankeek. Er zijn drie dingen die opvallen.
Het eerste is dat Zijn dood centraal staat. Jezus gaf instructies voor Zijn eigen herdenkingsdienst. Ze moesten brood eten en wijn drinken ter nagedachtenis aan Hem. Het vertegenwoordigde Zijn lichaam dat voor hen gegeven werd en Zijn bloed dat voor hen vergoten werd. Met andere woorden: bij beide gaat het om Zijn dood. Hij wilde dus door Zijn dood herdacht worden.
Het tweede dat we uit deze maaltijd van de Heer leren betreft het doel van Jezus’ dood. Volgens Mattheüs vertegenwoordigde de beker ‘het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden’ (Mattheüs26: 28). Dit is een geweldige uitspraak, waarin wordt gezegd dat God door het vergieten van Jezus’ bloed in de dood, het nieuwe verbond zou instellen dat door Jeremia is beloofd (Jeremia 31). Een van de grootste beloften daarin is de vergeving van zonden.
Het derde dat we door deze maaltijd van de Heer leren betreft de noodzaak om onszelf persoonlijk toe te eigenen wat Jezus’ dood ons wil geven. Want in de bovenzaal waren de discipelen niet alleen toeschouwers maar ook deelnemers. Jezus brak het brood niet alleen maar gaf het hun ook te eten. Zo schonk Hij niet alleen de wijn, maar gaf hun ook te drinken. Op dezelfde manier was het niet genoeg dat Christus zou sterven, wij moeten ons de zegeningen door Zijn dood ook eigen maken. Door het eten en drinken werd en wordt nog steeds op een levendige manier afgebeeld hoe wij Christus ontvangen als onze gekruisigde Redder en hoe we in geloof ons hart met Hem voeden.
Het Avondmaal, de maaltijd van de Heer, zoals die door Jezus werd ingesteld, is duidelijk niet bedoeld als iets sentimenteels, als een ‘vergeet mij niet’; het was veel meer een gebeurtenis met een rijke inhoud.
De rijke inhoud van deze alledaagse gewoonten las ik in een dagboek van John Stott. Het bepaalde mijzelf bij de diepere dimensie van voetwassing en maaltijd en ik zocht naar een mogelijkheid dit met u te delen. Ik ben ook zo vrij geweest bijna letterlijk de woorden van Stott in dit voorwoord te gebruiken.
Ik wens ons een zegenrijk overdenken.
Hin