Wie zijn we

Welkom op de website van Baptistengemeente ‘DE Ontmoeting’. We zijn een geloofsgemeenschap inmiddels meer 50 jaar gevestigd in de wijk de Baandert in Sittard. We zijn een regionale kerk met oog voor de buurt en de wijk waarin we zijn geplaatst.

Wil je meer weten over onze achtergrond dan tref je hieronder een korte geschiedenis van het baptisme:

Het ontstaan van het baptisme
In 1609 werden in Amsterdam vijftig Engelsen, die vanwege geloofsvervolging het moederland waren ontvlucht, op de belijdenis van hun geloof gedoopt. In 2009 vierden miljoenen baptisten over de gehele wereld deze gebeurtenis als het begin van de geschiedenis van hun geloofsgemeenschap: 400 jaar baptisme!
Wat had hen tot deze stap bewogen? Zij hadden een kerkelijke achtergrond – de Engelse staatskerk – waarin alleen de kinderdoop werd bediend. Zij waren in twee stappen gekomen tot de keuze voor de geloofsdoop.

Gevlucht naar Nederland
Het was begonnen met onvrede over de naar hun mening halfslachtige wijze waarop in Engeland de kerkreformatie was doorgevoerd. De Engelse kerk – de Anglicaanse kerk – had nog vele roomskatholieke trekken, met name in de viering van de erediensten en in de bisschoppelijke kerkregering. Deze onvrede had in 1607/1608 geleid tot de vorming van een eigen gemeente, los van de staatskerk. Dat was in Engeland een riskante onderneming. Om aan vervolging te ontkomen, was de afgescheiden gemeente gevlucht naar het redelijk tolerante Nederland. Typerend voor het karakter van deze afgescheiden gemeente is de wijze waarop zij was gevormd. De aspirantleden spraken één voor één uit: ‘Ik verbind mij met God en met u allen om in de wegen van God te wandelen…’. Blijkens deze stichtingsformule was de gemeente een verbond dat de leden aangingen met God en met elkaar. In deze visie begint de gemeente bij de leden en niet bij de bisschop, zoals in de Anglicaanse kerk.

Doop op belijdenis
De tweede stap van de kinderdopende Anglicaanse staatskerk naar een op belijdenis van geloof dopende gemeente werd gedaan in Nederland. De uit Engeland gevluchte gemeente kwam in Amsterdam in contact met een doopsgezinde gemeente. In Nederland waren al driekwart eeuw doopsgezinden, die de doop op belijdenis van geloof praktiseerden. In contact met hen kwam John Smyth, de leider van de Engelse vluchtelingengemeente, tot de overtuiging dat een gemeente gefundeerd moet zijn in de doop. De verbondssluiting van anderhalf jaar daarvóór was niet voldoende. Die verbondssluiting moest gestalte krijgen in de bediening van de doop. En zo werden alle leden alsnog gedoopt. Deze gebeurtenis wordt aangemerkt als het begin van het baptisme. Niet dat de gedoopten zich ‘baptisten’ noemden. Dat zou pas in 1611 / 1612 in Londen gebeuren. Eén van de leden van de gedoopte vluchtelingengemeente – Thomas Helwys – ging met een handjevol medebroeders en -zusters terug naar Engeland en stichtte in Londen de eerste baptistengemeente die deze naam droeg.

In de ontstaansgeschiedenis van het baptisme stond de vraag naar de ware christelijke gemeente centraal. Het ging om de gemeente. Zij behoorde te bestaan uit leden die een persoonlijk geloof in Jezus Christus beleden en zich committeerden aan de zaak van God en aan elkaar. De nadruk op belijdenisdoop was daarvan een logische consequentie. Alle nadruk viel op de gemeenschap van gelovigen die met God en elkaar een verbond hadden gesloten. Elk van zulke verbondsgemeenten was in zichzelf een volwaardige gemeente en had daar geen ambten of kerkelijke organisatie buiten eigen kring voor nodig.

Elke gemeente was autonoom. De nadruk op de gemeente als verbond van gelovigen hield ook in, dat het hoogste gemeentelijke gezag berustte bij de vergadering van allen die tot het verbond waren toegetreden (de gemeentevergadering). Deze gemeenteopvatting en praktijk draagt de naam congregationalisme (congregatio = gemeente) en is tot op de huidige dag typerend voor het baptisme.

Scheiding van kerk en staat
Het baptisme is ontstaan in een klimaat van geloofsvervolging. Dit heeft baptisten van meet af aan gemaakt tot strijders voor vrijheid van geloof en geweten. De zojuist genoemde Thomas Helwys richtte zich in 1613 tot de Engelse koning met de woorden: ‘De koning is een sterfelijk mens en niet God. Daarom heeft hij geen zeggenschap over de onsterfelijke zielen van zijn onderdanen’. Deze woorden impliceren een principiële scheiding tussen kerk en staat. De staat heeft geen gezag over de kerk en het geloof van haar leden. En omgekeerd mag de kerk de overheid niet voor haar karretje proberen te spannen. Deze principes zijn in de loop der tijden verankerd in de grondwet van vele naties, voor de eerste maal in 1791 in de Verenigde Staten van Amerika. Baptisten hebben daarin een belangrijke rol gespeeld.

Het baptisme is ontstaan in een sfeer van onvrede met de situatie in de Engelse staatskerk. Er was een brede stroming, die van het puritanisme, die de kerk radicaler wilde hervormen. De vluchtelingengemeente rond John Smyth, waaruit het baptisme is voortgekomen, was sterk door dit puritanisme beïnvloed. In dit begin licht iets op van de verdere geschiedenis van het baptisme. Door de eeuwen heen hebben baptisten een grote gevoeligheid getoond voor geestelijke vernieuwings- en hervormingsbewegingen. Een sprekend voorbeeld hiervan is de explosieve groei van het Amerikaanse baptisme in de achttiende eeuw, onder invloed van de opwekkingsbeweging die bekend staat als de Great Awakening. In de sfeer van opwekkingsbewegingen dient de baptistengemeente zich aan als het ‘bijbels alternatief’ voor de gevestigde, traditionele kerk.

Passie voor zending
Het baptisme is in de loop van 400 jaar uitgegroeid tot een wereldwijde gemeenschap van gemeenten. Deze expansie hangt samen met een passie voor zending en evangelisatie. Het baptisme is in 1609 in Amsterdam begonnen in een Engelse vluchtelingengemeente. De eerste Nederlandse baptistengemeente dateert van 1845. Toen doopte een Duitse baptist in het Drentse Gasselternijveen een groepje gelovigen rond de afgezette Nederlands hervormde predikant dr. J.E. Feisser. Feisser was stukgelopen op het gewoonte-christendom in zijn kerk. Hij was tot de overtuiging gekomen dat een kerk moest bestaan uit leden ‘aan wie de tekenen van zaligmakende genade zichtbaar waren’. Deze kerkvisie had hem vervolgens gebracht tot kritiek op de kinderdooppraktijk. Net als Smyth twee eeuwen eerder, zocht Feisser naar de gestalte van de ware christelijke gemeente. In 1845 herhaalde zich de geschiedenis van 1609.